Een afstandsaanduiding wordt altijd boven het hoofdteken geplaatst. Uit overwegingen van herkenbaarheid en uniformiteit en om esthetische redenen dient de lengte van het bovenbord gelijk te zijn aan de breedte van het hoofdteken. Eveneens vanwege de uniformiteit is onafhankelijk van het aantal in het bovenbord geplaatste cijfers (2, 3 of 4) de hoogte vastgesteld op ongeveer 1/3 van de breedte. Het op het bovenbord voorkomende getal geeft tenzij anders vermeld een afstand in meters aan. Toevoeging van de letter m (meters), zoals gebruikelijk bij het wegverkeer, is niet nodig.
Zij- of puntborden worden links of rechts aan een hoofdteken toegevoegd. De begrenzing van een traject waarvoor een verbod of aanwijzing geldt, is door middel van deze tekens aan te geven. De hoogte van deze borden is gelijk aan de hoogte van het hoofdteken. De breedte en vorm van het bord zijn zodanig, dat maximaal drie cijfers kunnen worden geplaatst. Bedraagt de afstand 1000 meter of meer, dan moet de afstand in kilometers vermeld worden. Zo nodig kan bij lange trajecten (bijvoorbeeld enkele kilometers) tussen genoemde tekens een extra hoofdteken, aan elke zijde voorzien van een richtingaanduiding, worden opgesteld.
Aanvullende aanduidingen zijn altijd onder het hoofdteken geplaatst. De lengte van een aanvullende aanduiding is gelijk aan de breedte van het hoofdteken. De hoogte moet in principe niet meer bedragen dan 1/3 van de lengte.
De tekst dient zo kort mogelijk te zijn en bij voorkeur uit niet meer dan twee korte regels te bestaan, waardoor het mogelijk is om een redelijke letterhoogte toe te passen en een aanvaardbare leesbaarheidsafstand te waarborgen.
Voor onderborden geldt, dat zowel zwarte tekst op witte ondergrond als witte tekst op zwarte ondergrond is toegestaan. Het laatste houdt verband met mogelijke elektronische aanduiding. De tekens hebben in het algemeen betrekking op alle verkeersdeelnemers, dat wil zeggen grote schepen en kleine schepen. Geldt een teken uitsluitend voor kleine schepen, dan wordt dat met een onderbord aangegeven met het woord ‘sport’. Geldt het teken uitsluitend voor grote schepen, dat wil zeggen beroepsvaart, dan wordt dat aangegeven door het onderbord ‘met uitzondering van sport’. Naast de tekst kan ook gebruik worden gemaakt van pictogrammen, De definities van de categorieen zijn vermeld in de artikelen 1.01 van BPR.